In het natuurbeheer is weinig aandacht voor het microscopisch waterleven, behalve als algenbloei overlast veroorzaakt. Sommige algengroepen, zoals kiezelwieren, geven niettemin waardevolle informatie over de verzurings- en eutrofiëringstoestand van vennen, niet alleen van nu, maar ook van een eeuw geleden. Onderzoek in drie vennen over de periode 1978 – 2018. Meer lezen? | details | volledige tekst
Het onderzoek in deze drie en vele andere vennen leert dat de reacties van de vennen op de dalingen van de depositie van zwavel- en stikstofverbindingen sterk worden beïnvloed door hun vorm en diepte. De sulfaatconcentraties in geïsoleerde vennen met vlakke oevers, zoals het Achterste Goorven waren na de ernstige droogte van 1976 torenhoog, maar sindsdien heeft veel zwavel het ven verlaten, waardoor de verzuring is afgenomen. In vennen met steile oevers, zoals Kliplo blijft veel zwavel in de venbodem achter en zorgen reductieprocessen voor eutrofiëring. In vennen met een intermediaire morfologie, zoals de Gerritsfles is de zwavelhuishouding weer in balans, dankzij de brongerichte maatregelen. Dat is voor stikstof nog lang niet het geval, ondanks de sterke daling van de depositie in de afgelopen decennia. Beheerders hebben weinig instrumenten om hier wat aan te doen. Baggeren is hier dweilen met de kraan open, zolang de stikstofdepositie nog hoger is dan de kritische depositie. Wel kan het zinvol zijn om in vennen met toevoer van grondwater bos in het intrekgebied te verwijderen, om de lokale stikstofdepositie te verminderen., aldus Herman van Dam.
Het onderzoek is uitgevoerd met medewerking van de Provincie Drenthe, de Provincie Gelderland, het Waterschap de Dommel, Aqualysis, Aquon, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten, Helaas was in het artikel niet mogelijk om deze organisaties te bedanken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten